De Ursulamolen ook wel Leumolen genoemd ligt aan de Leubeek in het bosrijke gebied van het Leudal dat tot het grondgebied van het kerkdorp Nunhem behoort.
De Leubeek is een van de drie beken die door het Leudalgebied stroomt en uitmond
t in de Maas.
Bij watermolens onderscheiden we afhankelijk van de manier waarop het water het molenrad in beweging zet drie typen. De Ursulamolen is een onderslagmolen.
De naam van de molen.
Een Leu of Loo is een bos ook wel open plaats in het bos. De Leumolen wordt al in 1276 in een officiële akte genoemd. We kunnen daar lezen: “molendino nostro Nuhem”. In een andere akte van 1324 staat: “molendium nostrum in Nuheym”, vertaald: onze molen in Nunhem.
De naam van het huidige Nunhem in het verleden op verschillende manieren geschreven. De naam van de Leumolen is in het verleden ook aan veranderingen onderhevig geweest. Zo zijn namen als Leurmolen, Molen tot Lue, moelen tot Lue, Loe, moolen tot Loij en andere bekend. Soms werd ook de naam van de molenaar gebruikt om de molen aan te duiden. De naam “Looyer moolen” en “de Lou moulen” verwijzen mogelijk naar molenaars.
In de vorige eeuw noemden Nunhemmers de Leumolen ook wel Servatiusmolen. Servatius is een heilige die in Nunhem vereerd wordt.
Tegenwoordig wordt de Leumolen vrij algemeen de Ursulamolen genoemd. Deze naam is ontstaan nadat in de nis boven de deur van de molen het beeld van de heilige Ursula geplaatst is. Ursula is de patrones van de waterradmolenaars. Het beeld is door kunstenaar Eugene Eggen gesneden uit een eeuwenoud stuk eikenhout.
Het originele beeld dat uit de 16 eeuw zou stammen (men zegt wel 1515
maar daar is tot op heden nog geen bewijs voor gevonden) is vlak voor de oorlog ondergebracht in het Stedelijk Museum van Roermond omdat het beeld door de tand des tijds ernstig aangetast was , het was half verrot. Om verder verval tegen te gaan heeft men het geconserveerd.
Bouw.
In een akte van de Heren van Horne van 30 september 1324 wordt de molen in Nunhem al genoemd. Omdat in die tijd alleen kerken en kastelen uit steen werden opgetrokken kun-nen we aannemen dat de “molendium nostrum in Nuhem” hoogstwaarschijnlijk opgetrokken was uit hout. Of deze akte inderdaad betrekking heeft op de Leumolen is niet met zekerheid te zeggen. Volgens drs. M.K.J. Smeets dateert het oudste gegeven waarin “den hoeffe metter moelen te Lue” genoemd wordt uit 1558.
In de voormuur van de huidige molen zijn muurankers aangebracht die het jaar 1773 aangeven. Muurankers worden gebruikt om een stenen gebouw stevigheid te geven.
Er werd een houten skelet gebouwd waarna de openingen tussen de houten balken opgevuld werden met stenen. Na een vroegere restauratie bleek het cijfer drie zoek te zijn en heeft men een nieuw cijfer drie gemaakt. Het wijkt qua vorm iets af van de andere cijfers. Mogelijk is in 1773 de houten molen afgebrand en daarna in steen weer opgetrokken.
De oudste tekening van de molen draagt het jaartal 1852 en is gemaakt door ee
n opzichter van “den Waterstaat”. De huidige molen (2007) vertoont enkele verschillen met de van vroeger 1852.
• De klokkentoren heeft een ander uiterlijk.
• Het tweede bovenraam van links is een deur geworden.
• De luiken voor de ramen zijn verdwenen.
• Het ontbrekende cijfer 1 in het ankerjaartal
• De molen is nu voor een groot deel bedekt met klimop.
• Het molenrad is nu overdekt.
Klokkentoren.
Op het dak staat een klokkentorentje. Met de klok werd vroeger, in de tijd dat de molen eigendom was van het
Elisabethsklooster, in geval van nood contact gezocht met het klooster: “de noodklok werd geluid”. De molenaarsknecht had boven in de molen een klein kamertje. Hij moest in geval van nood de klok luiden.
Een ander verhaal vertelt dat de klok geluid werd als molenaar aan het werk was in het veld, en een boer bij de molen niemand aantrof. Het klokje was dus een soort winkelbel om de molenaar te laten weten dat er klandizie was. Eind 1900 eeuw is het klokkentouw weggehaald omdat bezoekers het niet konden laten de klok te luiden. Later is alles weer opnieuw aangebracht.
Pannen en poppen.
Op het dak liggen handgevormde pannen. Omdat deze niet allemaal hetzelfde zijn zoals de huidige machinaal gemaakte pannen liggen ze ook niet zo vast op het dak. Om te voorkomen dat de pannen onder de wind zouden komen te liggen (wegwaaien) bracht men onder de pannen z.g. stropoppen aan. Dat gebeurde vroeger bij alle huizen. De poppen zijn als u binnen tegen het dak van de molen aankijkt te zien.
Visvang.
Mensen en dan met name de gewone lieden hadden het vroeger niet altijd even gemakkelijk om hun kostje bij elkaar te scharrelen.
Dat gold ook voor de molenaar. Er waren dagen dat niemand zich meldde om graan te laten malen of olie te laten persen. Er waren dan ook geen inkomsten. Vaak had de molenaar nog wel een stukje land en mogelijk nog wat vee maar dat was het dan wel. Ook moest de molenaar pacht betalen als de molen niet zijn eigendom was. De pacht werd dan betaald met de opbrengst uit het maalgeld of in natura. Iedere mogelijkheid om iets extra’s aan voedsel binnen te halen werd
daarom aangegrepen. De molenaar kon met de visvang vis vangen. De visvang van de Ursulamolen bevindt zich links van het molenrad. Het water staat bij 3 voor het schot. Het water en de vissen kunnen als het schot omhoog gehaald wordt over de lattenbodem naar achter stromen. De lattenbodem loopt naar boven en bij 2 is een stopplank gemonteerd waardoor de vis de latten op blijft liggen. De molenaar kon ze daar gemakkelijk afnemen en verkopen, meestal aan Roermondse hotels.
Restauratie.
Op 10 juni 1961 werd de Ursulamolen na een lange periode van restauratie door Staatsbosbeheer weer opengesteld voor het publiek en heeft men een replica van het originele beeld in de nis boven de deur aangebracht. De officiële openingshandeling werd verricht door de gouverneur van Limburg Dr. Fr. Houben. De openingsplechtigheid werd opgeluisterd door de Blaaskapel Cambrinus uit Haelen en het Servaaskoor uit Nunhem.
Opknapbeurt van de Leumolen in 2012.
Het sluiswerk van de Leumolen kent drie delen. Langs het linker deel wordt het water afgevoerd als er niet gemalen wordt we noemen dit de lossluis.
Door het rechter deel wordt water geleid als er gemalen wordt we noemen dit de maalsluis. Als deze sluis opgezet wordt stroomt het water langs het
molenrad en kan er gemalen. Het middelste gedeelte is de sluis voor de visvang of de aalbak omdat er toen veel aal in de beek zat. Door het schuren van het water langs de stenen worden het voegsel, de cement, en de stenen aangetast. Om de 10 tot 15 jaar moeten er reparaties uitgevoerd worden om verval tegen te gaan. Alle stenen die aangetast waren zijn vervangen en het metselwerk is hersteld. De werkzaamheden vingen eind augustus 2012 aan en duurden tot begin oktober. Op 5 oktober 2012 vond de heropening van de molen plaats. De opening werd verricht door de voorzitter van de molenstichting de heer Peter Willekens.
Bij het opmaken van deze tekst is o.a. gebruik gemaakt van teksten uit de periodiek “Rondom het Leudal” een uitgave van de Studiegroep Leudal e.o.


Geef een reactie