In een akte van de Heren van Horne van 30 september 1324 eeuw wordt de molen in Nunhem al genoemd. Omdat in die tijd alleen kerken en kastelen uit steen werden opgetrokken kunnen we aannemen dat de “molendium nostrum in Nuhem” hoogstwaarschijnlijk opgetrokken was uit hout. Of deze akte inderdaad betrekking heeft op de Leumolen is niet met zekerheid te zeggen. Volgens drs. M.K.J. Smeets dateert het oudste gegeven waarin “den hoeffe metter moelen te Lue” genoemd wordt uit 1558. In de voormuur van de huidige molen zijn muurankers aangebracht die het jaar 1773 aangeven.
Muurankers worden gebruikt om een stenen gebouw stevigheid te geven. In dat jaar zal de houten molen dan, mogelijk na een brand, opnieuw opgebouwd zijn maar nu in steen. De oudste tekening van de molen draagt het jaartal 1852 en is gemaakt door een opzichter van “den Waterstaat”.
De huidige molen (2007) vertoont enkele verschillen met de molen van vroeger 1852.
- De klokkentoren heeft een ander uiterlijk.
- Het tweede bovenraam van links is een deur geworden.
- De luiken voor de ramen zijn verdwenen.
- Het ontbrekende cijfer 1 in het anker jaartal
- De molen is nu voor een groot deel bedekt met klimop.
- Het molenrad is nu overdekt.
Op deze oude ansichtkaart van de Ursulamolen is duidelijk te zien dat de overkapping van het molenrad nog niet is aangebracht.
Tegenwoordig staat achter de molen tegen het lage gedeelte van de molen, een toilet en wasgebouw.
Nu, in 2014, is de molen vanaf de plaats waar deze foto gemaakt is niet meer te zien vanwege de vele bomen en struiken die er staan.
Klokkentoren.
Het bakstenen gebouw is voorzien van een pannenschilddak, de pannen zijn handgevormd en daardoor niet allemaal gelijk. Op het dak staat een klokkentorentje. Met de klok werd vroeger, in de tijd dat de molen eigendom was van het Elisabethsklooster, in geval van nood contact gezocht met het klooster: “de noodklok werd geluid”. De molenaarsknecht had boven in de molen een klein kamertje. Hij moest in geval van nood de klok luiden. Een ander verhaal vertelt dat de klok geluid werd als molenaar aan het werk was in het veld, en een boer bij de molen niemand aantrof. Het klokje was dus een soort winkelbel om de molenaar te laten weten dat er klandizie was.
Eind 1900 eeuw is het klokkentouw weggehaald omdat bezoekers het niet konden laten de klok te luiden. Later is alles weer opnieuw aangebracht.
Pannen en poppen.
Op het dak liggen handgevormde pannen. Omdat deze niet allemaal hetzelfde zijn zoals de huidige machinaal gemaakte pannen liggen ze ook niet zo vast op het dak. Om te voorkomen dat de pannen onder de wind zouden komen te liggen (wegwaaien) bracht men onder de pannen z.g. stropoppen aan. Dit gebeurde vroeger bij alle huizen. De poppen zijn als u binnen tegen het dak van de molen aankijkt te zien. Dat het dak toch niet helemaal dicht was werd de molenaar gewaar als het regende. Zonder poppen zou een groot deel van de regen van het dak de molen binnen-druppelen maar met poppen wordt het regenwater grotendeels weer afgevoerd. Warm was het in de winter in de molen overigens niet.
Muurankers.
De molen bestaat eigenlijk uit een houten geraamte met daarop een dak. De ruimte tussen het dak en de vloer is opgevuld met stenen. Om deze tegen omvallen te behoeden en stevig te verankeren aan het houten geraamte werden z.g. muurankers gebruikt. Muurankers werden uitgevoerd in gesmeed ijzer in verschillende vormen. Meestal werden ze gebruikt om het bouwjaar aan te geven. Dat is ook het geval bij de Ursulamolen. Soms wordt in de muurankers ook de naam van de bouwer verwerkt. In een anker dat zich daar goed voor leent worden dan zijn initialen aangebracht. Bij de Ursulamolen is dat niet het geval of ze zouden gezeten moeten hebben in het cijfer 3. Het cijfer 3 is later opnieuw aangebracht omdat het oude cijfer volledig doorgeroest was. Het nieuwe cijfer wijkt qua vorm ook enigszins af van de andere cijfers. De naam URSULA naast de deur is later aangebracht.
Visvang.
Mensen en dan met name de gewone lieden hadden het vroeger niet altijd even gemakkelijk om hun kostje bij elkaar te scharrelen. Dat gold ook voor de molenaar. Er waren dagen dat niemand zich meldde om graan te laten malen of olie te laten persen. Er waren dan ook geen inkomsten. Vaak had de molenaar nog wel een stukje land en mogelijk nog wat vee maar dat was het dan wel. Ook moesten ze vaak pacht in de vorm van een deel van de opbrengst afstaan. Iedere mogelijkheid om iets extra’s aan voedsel binnen te halen werd aangegrepen. De molenaar kon met de visvang vis vangen. De visvang van de Ursulamolen bevindt zich links van het molenrad. Links naast het molenrad aan de buitenkant is een soort vlonder van latten (1) aangebracht. De vis in de beek blijft voor het schot (3) liggen omdat hij niet verder kan zwemmen. Ze kunnen ook niet via het molenrad want daar staat een rooster voor om takken en dergelijke die het rad zouden kunnen beschadigen tegen te houden. De vlonder (1) loopt enigszins op in richting van (2). Het uiteinde (2) staat onder een hoek van 45°. Als de molenaar tegen het einde van de dag schot (3) naar boven haalde kon de vis verder zwemmen maar kwam droog te liggen op de lattenvlonder. De molenaar hoefde de vis alleen maar op te rapen. De duurdere vis werd vaak verkocht aan Roermondse hotels, de goedkopere soorten kwamen ’s avonds op het bordje van de molenaar en zijn familie te liggen of werd verkocht aan Nunhemmers. Het leverde de molenaar extra inkomsten op. Tegenwoordig kunnen de vissen de molen passeren via een gegraven omleiding. Ze kunnen dan ook stroomopwaarts hun paaigebied bereiken.
Sint Ursula.
De heilige Ursula is de naamgeefster of patrones van de watermolen.
Kijk ook eens op http://www.leumolen.nl/
Geef een reactie